De oorsprong van het moderne judo brengt ons terug in het feodale Japan waar voorname landheren hun landgoed en goederen probeerden te beschermen door het inschakelen van de Samurai (vertaling : "hij die dient"). De Samurai, te vergelijken met de ridders uit het middeleeuwse Europa, waren krijgers die zich vervolmaakten in het gewapende en niet gewapende lijf-aan-lijf gevecht.

Bij een grote moderniseringsoperatie van het Japanse leger door Keizer Meiji, einde 19e eeuw, werd het de Samurai verboden om in het openbaar een katana (het typische Samurai zwaard) te dragen. Door deze maatregel werd de behoefte aan gevechtstechnieken met de "lege hand" (lees ongewapend) steeds groter.

Jiu-Jitsu (vertaling : " soepele techniek"), één van de gevechtstechnieken die door de Samurai over de eeuwen heen ontwikkeld en overgeleverd werden, omvatte uiteenlopende vaardigheden zoals het raken van vitale punten, stoten en trappen, worsteltechnieken, technieken om ledematen te ontwrichten en mensen te immobiliseren.

Het is uit deze oude technieken van de Samurai, dat later vele (indien niet alle) Japanse vechtsporten ontstonden.


"Thousands want to win, hundreds think they have the will to win. But only a few have the discipline, dedication and tenacity to train to win." www.JudoTrainingDevelopment.com