Om het ontstaan en de diepere betekenis van het judo te begrijpen, moeten we teruggrijpen naar een oude legende die ons vertelt over het ontsaan van jiu-jitsu zo'n 2000 jaar geleden.

Lang geleden woonde er in Japan een zekere dokter Akiyama die tijdens één van zijn vele reizen naar het verre Mantsjoerije (China) kennis maakte met een groepje monniken die een bepaalde vorm van zelfverdediging beheersten (hakuda). Zij gebruikten hun uitgebreide kennis van het menselijke lichaam als basis voor al hun technieken. Door middel van deze technieken waren de monniken in staat om zichtbaar veel sterkere vijanden te verslaan. Helaas kreeg dokter Akiyama enkel de toestemming om te kijken naar de monniken, maar mocht hij zelf nooit deelnemen aan hun trainingen.

Eenmaal terug in Japan, trachtte hij deze technieken aan te leren aan zijn familie. Echter, omdat hij nooit had mogen mee oefenen, begreep hij de basisprincipes van hakuda niet.

Op een zonnige winterdag op het binnenplein van de tempel stelde hij vast dat de dikke en sterke takken van de eik braken onder het gewicht van de sneeuw, maar dat de dunne en flexibele takjes plooiden en de sneeuw van zich afwierpen. Dit principe was net wat er aan de basis lag van de hakuda : de eigen kracht, de snelheid en het gewicht van de tegenstander gebruiken om hem te overmeesteren. Hij verfijnde deze nieuwe gevechtsmethode tot jiu-jitsu ofwel "soepele kunst"


"Thus the principle of Judo from the very beginning, is not one of agression, but of flowing with things." Dr. Jigoro Kano